Schrijver: James Cowan
Jaar van publicatie: 2001
Uitg. Anthos, Amsterdam
Vert. May van Sligter
Oorspr. titel: A troubadour's testament
Oorspr. uitg. Boston: Shambala Publications, 1998
De ik-figuur is al lange tijd geboeid door de poezie van de 13e-eeuse dichter Marcebru en wanneer hij bericht krijgt, dat een door Marcebru geschreven dodenrol is gevonden in Ussel, reist hij erheen. Aan de hand van de vertaling van dit document reist hij door Aquitaine, 'het land van Oc', waar Marcebru rondreisde als troubadour. Hij bezong de hoofse liefde en die is ook onderwerp in dit boek. Liefde gekoesterd voor de non Amedéede Jois, die onder raadselachtige omstandigheden om het leven was gekomen. Voor haar is de dodenrol. Iedereen die Marcebru tegenkomt schrijft, wat hij zich herinnert van Amedée, of hij of zij vertelt over haar.
De schrijver volgt de route, die Marcebru daarbij aflegde. Hierbij leert hij vooral zichzelf kennen.
De geschiedenis van dit deel van Frankrijk, tijdens de godsdiensttwisten tussen christenen (katholieken) en Katharen (gezien als ketters), de invloed van de 'moren', die in Frankrijk kwam, via de Pyreneën, het wordt allemaal uitvoerig beschreven.
Mijn gebrek aan achtergrondkennis van deze periode in de Franse geschiedenis maakte het boek soms moeilijk te volgen. Ik moet hierover toch nog meer lezen. Het was een bloedige tijd, waarvan je tijdens reizen in Zuid-Frankrijk nog veel sporen tegenkomt.
Er staan veel lezenswaardige, poëtische en filosofische zinnen in dit boek. Toch vraag ik me af. of de eenvoudige boeren, wevers of schoenlappers die Marcebru vroeg een bijdrage aan de dodenrol te leveren, zelf zulke diepzinnige opmerkingen hebben kunnen maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten