zaterdag 6 augustus 2011

Boek 38: Jan Pieterszoon Coen

Schrijver: Joyce Tulkens
Jaar van publicatie: 2007
Uitg. Kok Omniboek
Ondertitel: De bedwinger van Indië

Omdat er nogal wat te doen is over het standbeeld van J.P. Coen op De Rode Steen in Hoorn (Het moet weg, vinden sommigen, anderen willen wel dat het blijft, maar dan met een verklaring over de misdaden die hij zou hebben gepleegd tijdens zijn bewind in Indië), had de bibliotheek een aantal boeken in de schijnwerper staan over deze man.
Ik wist er te weinig van en wilden wel eens meer lezen hierover.

Als dertienjarig jongetje wordt Coen door zijn vader naar Rome gestuurd. Hij moet in de leer bij een bevriende lakenkoopman en moet daar het boekhoudvak leren. Jan kende deze koopman als Oom Joost de Visser, maar in Rome stond de man bekend als Justus Pescatore. Jan zelf werd omgedoopt tot Gianni Pietrosacone. Het is 1597.
In 1606 had Jan genoeg van de zedeloosheid en onveiligheid van Rome. Een van zijn vrienden is vermoord, omdat hij jood bleek te zijn, wat hij tot dan toe altijd goed geheim had weten te houden. Jan krijgt ook bericht, dat zijn vader in Hoorn ziek is geworden. Hij wil naar huis.
Daar komt hij te laat: zijn vader is al overleden.
Hij verkoopt het bedrijf van zijn vader, ook lakenhandelaar, maar minder gefortuneerd dan Pescatore, en volgt een opleiding bij de VOC.
In 1607 gaat Jan voor het eerst naar Indië. Hij maakt kennis met de moeilijkheden van zo'n zeereis. In Indië aangekomen zijn de problemen mogelijk nog groter: de inwoners van dat land verweren zich tegen de inname van hun land. Met meer succes dan de Hollanders verwachten. Verhoeff, admiraal, vroeg zich zelfs af 'wat zij kunnen met hun primitieve speren en messen tegen onze geweren en kanonnen'. In de loop van zijn leven zou Jan dat duidelijk worden.
Het verhaal is een opeenvolging an oorlogen, schermutselingen, veldslagen. Er sneuvelen duizenden mensen, aan beide kanten. De Hollandse inwoners waren ook niet het makkelijkst om mee te werken: het was vaak niet het beste deel van de bevolking, dat naar Indië trok. Bovendien was er een groot gebrek aan vrouwen en de soldaten maakten veel misbruik van de inlandse vrouwen, wat weer tot extra spanningen leidde.
De Heren van de VOC waren niet al te scheutig met financiële ondersteuning. Het vullen van hun eigen geldkoffers was het belangrijkste. Hoe het geld en de goederen verworven waren, interesseerde ze minder. Coen was een eerlijk man. Hij was streng gereformeerd en recht in de leer. Andere leiders vond hij snel te toegeeflijk en te slap. Hij werd daar zelf nog strenger door. De inlandse natuur kon hij moeilijk doorgronden, hoewel hij er goed in was te voorspellen, wanneer hij een aanval kon verwachten. Opstanden onderdrukte hij wreed.
Hij keert nog een keer terug naar Nederland, om daar een vrouw te zoeken. Met haar en met haar familie keert hij terug naar Indië. Veel geluk heeft hij daarna niet: zijn beide kinderen sterven, zijn schoonmoeder en zwager eveneens.
Het is een beeld van een harde man, die meent, dat hij door God gezonden is naar een primitief land, waar hij welvaart en kennis komt brengen. Zij die daar wonen, moeten zich daarom volledig aan hem onderwerpen. De rest van de wereld (Engelsen en Spanjaarden vooral) spant samen om het geweldige Holland dwars te zitten. De arrogantie spat ervan af. Wel een informatief boek, maar door de opeenvolging van alle feiten, soms een beetje vervelend om te lezen en daarbij de aandacht vast te houden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten