dinsdag 25 februari 2014

Boek 11: Einde van een dienstreis

Schrijver: Heinrich Böll
Jaar van publicatie: 1983
Uitg. Manteau Parels
Vertaling: W. Wielek-Berg
Oorspr. uitg. Elsevier, Amsterdam, 1950
Oorspr. titel: Ende einer Dienstfahrt
Uitg. Verlag Kiepenheuer & Witsch, Keulen

Het duurde vrij lang voor ik in het verhaal kwam: het aantal namen was heel groot en de personages moeilijk uit elkaar te houden.
In een gehucht op het Duitse platteland is een rechter bezig met zijn laatste proces. Hij gaat met pensioen. Verdachten zijn een vader en zoon, die een auto in brand hebben gestoken, en vrolijk zaten te kijken hoe die uitbrandde. Ze zongen daarbij een stichtelijk lied en stootten de koppen van de pijp die ze rookten tegen elkaar. De auto was eigendom van het leger. De zoon moest daar een dienstreis mee maken, als afsluiting van zijn diensttijd. Wat die dienstreis inhield blijft lang onvermeld. Dat de reis eindigde met de brand is duidelijk.
Een hele stoet getuigen is opgeroepen en nauwkeurig wordt alle haarkloverij opgeschreven. Ook ieder personage wordt uitgebreid beschreven, evenals zijn persoonlijke omstandigheden als woonplaats, relatie, uiterlijk, smaak.
Eigenlijk gaat het verhaal nergens over. Het duurt alleen erg lang om te lezen. Daarmee komt het overeen met het beschreven proces: het gaat echt helemaal nergens over. Dingen worden belangrijk gemaakt, die het niet zijn. Mensen doen geheimzinnig over zaken, die dat niet verdienen.
De beschrijving van de bekrompen, roddelende samenleving in een plaatsje als Birglar, van economische en belastingtechnische zaken, maar vooral van de (on)zin van de Bundeswehr zal niet iedereen in Duitsland gewaardeerd hebben. Satire op zijn best.

Voorbeeld van de beschrijving van een van de personages, die me nogal bekend voorkwam als fervent breister. Het gaat over de vrouw van de rechter.
-' De 'snuffelaarster' noemde men haar in Birglar; ze stond bekend als een slechte huisvrouw maar als een goede kokkin en een hartstochtelijk breister; de resultaten van het werk harer ervaren en onvermoeibare handen droeg Stollfuss aan handen en voeten, hij droeg ze als pullover op de borst, had ze als kussenovertrek op zijn stoel in zijn bureau; steeds lagen er ook op het consultatiebureau zuigelingenpakjes, die door de dokter en de sociale werkster werden uitgedeeld aan jonge moeders wier nooddruft ze zelf moesten vaststellen op verzoek van mevrouw Stollfuss, die hun overigens ook de vrijheid liet niet-nooddruftige moeders jasjes en broekjes te verstrekken. Van haar, Maria Stollfuss geboren Hollweg, werd gezegd, dat ze geen begrip had van de tijd....'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten