Jaar van publicatie: 1993
Uitg. Nijgh & Van Ditmar
Oorspr. titel: Paddy Clarke Ha Ha Ha (Uitg. Secker & Warburg, London, 1993)
Vert. Rob van Moppes
Paddy Clarke is 10 jaar. Hij woont met zijn ouders, zijn jongere broertje en twee jongere zusjes in Dublin. Daar haalt hij kattenkwaad uit met zijn vriendjes, hoewel: kattenkwaad is soms meer een schoolvoorbeeld van hoe jongetjes in pesters veranderen en er totaal geen kwaad in zien. Ergens beweert Paddy ook, dat je wel mee moet doen, want dan vinden de anderen je leuker, en dan is de door jou bewonderde jongen meer jouw vriend.
Hij pest vooral zijn broertje Francis, die Paddy altijd Sinbad noemt, vanwege de bolle wangen die hij had als (nog) kleiner jongetje.
Paddy is dol op zijn ouders, vooral op zijn moeder. Wanneer hij door begint te krijgen, dat de ruzies tussen zijn ouders steeds erger worden, probeert hij daar wat aan te doen. Om de familie in stand te houden moet het ophouden, vindt hij en hij probeert de hele nacht wakker te blijven, zodat hij tussenbeide kan komen als er weer eens ruzie ontstaat. Als hij dan naar beneden gaat en om een glaasje water vraagt, houdt de ruzie vaak op.
In families van zijn vrienden heeft hij gezien, hoe het gaat wanneer een van beide ouders weg is. Overleden of weggelopen. Dat wil hij voorkomen.
Het lukt hem niet.
Paddy is een jongetje met een klein hart, ondanks de streken die hij uithaalt.
De school en de kerk spelen een grote rol in het boek en bij de kinderen. De dingen, die ze leren over het geloof, roepen meer vragen op dan antwoorden. De leerkrachten op school zijn er, om voor de gek te houden en achter de rug van de meester gekke dingen te roepen of dingen te doen, die niet mogen. Maar als Paddy op school in slaap valt boven zijn atlas, is het de meester, die hem voorzichtig de klas uitdraagt en op twee stoelen laat slapen in de lerarenkamer.
Het boek was in mijn ogen al snel een beetje saai, maar het gaf wel een aardig beeld van het leven van een 10-jarige jongetje in Dublin.