Schrijver: Godfried Bomans
Jaar van publicatie: 2013 (deze versie van Nederland Leest)
Oorspr. uitgave: 1940
Oorspr. uitgever: Meulenhoff, Amsterdam
Nederland Leest, november 2013
De bibliotheek deed me een groot plezier, met het uitdelen van gratis exemplaren van Erik of het klein insectenboek. Als een van de weinigen (denk ik) had ik het vroeger nooit gelezen, hoewel ik andere boeken van Godfried Bomans wel las (lang niet alles)
Het is of je de stem van de schrijver hoort tijdens het lezen. Dat hangt natuurlijk samen met jeugdsentiment: ik keek graag wanneer hij, met de ironische klank in zijn stem, op televisie iets voorlas, meedeed aan een programma of het zelf presenteerde.
Over Erik hoef ik niet veel te schrijven: In de afgelopen weken is er in kranten en tijdschriften al veel over gepubliceerd.
Het is het verhaal van een jongetje, dat moe is en voor hij in slaap valt nog even kijkt naar het schilderij boven zijn bed. Daarop staat een weide geschilderd. De Wollewei. Hij klimt op de lijst, verdwijnt in de wei, nadat hij steeds kleiner was geworden. Hij maakt kennis met de bewoners van de Wollewei. De wesp, de vlinder, de slak, de hommel en nog zo de een en ander. Omdat hij zijn biologieles voor school goed heeft bestudeerd, weet hij meer over het leven van de dieren dan de dieren zelf. Ze gaan hem vragen, hoe ze zich dienen te gedragen. Erik voelt zich daar ongemakkelijk bij en raadt ieder aan te doen, zoals ze altijd hebben gedaan. Ze moeten vooral hun gevoel volgen.
De 'Leesgids' bij deze uitgave was zeer informatief, met o.a. een biografie, een bibliografie van de schrijver en de mening van anderen over Bomans.
donderdag 28 november 2013
woensdag 20 november 2013
Boek 55: Het Puttertje
Schrijver: Donna Tart
Jaar van publicatie: 2013
Uitg. De Bezige Bij
Vert. Sjaak de Jong, Paul van der Lecq en Arjaan van Nimwegen
Oorspr. titel: The Goldfinch (Uitg. Little, Brown & Company, New York)
755 bladzijden. Het is veel. Aan het eind werd het zelfs teveel.
In het eerste deel van het boek stoorden de lange uitweidingen me niet zo, ik vond ze zelfs vaak mooi, maar het eind werd toch wel erg lang uitgesponnen, zodat mijn vijf sterren hierdoor veranderden in vier.
Er zijn zoveel recensies geschreven over Het Puttertje, dat het nauwelijks nodig lijkt hier veel over te schrijven, maar in mijn eigen belang (zodat ik mijn eigen bevindingen nog even kan teruglezen) toch maar even een korte inhoud.
De ik-figuur, Theo Decker, een jongen uit New York, leeft samen met zijn moeder. Vader is vertrokken zonder adres achter te laten. Hij wordt niet al te zeer gemist: de alcoholist en nietsnut bezorgde meer problemen dan prettig was.
Moeder en zoon bezoeken een tentoonstelling van Nederlandse kunst in een museum, wanneer daar een aanslag met bommen wordt gepleegd. Velen komen om, waaronder de moeder van de jongen. Als hij bijkomt na de ontploffing, weet hij niet wat er gebeurd is. Naast hem ligt een man, die hij eerder in de museumzaal had gezien, samen met een meisje, dat hem zeer aantrok. De man sterft in zijn armen, het meisje ligt onder het puin. De stervende man wijst hem op een schilderij, dat de ontploffing nog net is doorgekomen zonder schade. Het hangt er scheef bij. Het is Het Puttertje, van de schilder Carel Fabritius, een favoriet werk van de moeder. De man raadt hem aan het schilderij mee te nemen, er goed op te passen, en geeft hem een ring. Die moet hij laten zien op het adres, dat hij aangeeft.
Doelloos zwerft de jongen door de straten. Hij vindt onderdak bij de familie van een vriend. Hij is bang in een tehuis te worden geplaatst of op een kostschool. Tenslotte zoekt hij het adres dat de man hem heeft gegeven. Hij wordt daar opgevangen. Even is hij zijn angst kwijt voor de overheidsinstellingen. Hij durft met niemand over het schilderij te praten.
Zijn vader duikt weer op en neemt hem mee naar Las Vegas, waar hij woont, samen met zijn vriendin. Het is een milieu van drank en drugs. Op school sluit Theo vriendschap met Boris, een jongen van Pools/Russisch/Oekraïense afkomst. Ze stelen, drinken, snuiven en af en toe zitten ze ook op school. Ze vertrouwen elkaar.
Steeds verder glijdt de jongen af. Hij keert terug naar New York, werkt in de antiekzaak van de man, die hem eerder beschermde, maar ook hem bedriegt hij. Het schilderij verstopt hij in een kluis, verpakt in papier, met heel veel tape erom. Hij heeft er sinds Vegas niet meer naar gekeken.
Het is veel drank en drugs en de gemoedstoestanden die dat oplevert worden uitgebreid beschreven. Ik werd er even moe van om dat allemaal te lezen als de hoofdpersoon zelf. Beetje veel.
Vrolijk werd ik er ook al niet van, maar misschien was dat niet de bedoeling. En de drang, om aan het eind alles uit te leggen, en zelfs 'de lezer' toe te spreken: ik houd er niet zo van.
Toch geen spijt, dat ik het helemaal heb doorgeworsteld, want het leest wel geweldig en wegleggen van het boek is moeilijk.
Jaar van publicatie: 2013
Uitg. De Bezige Bij
Vert. Sjaak de Jong, Paul van der Lecq en Arjaan van Nimwegen
Oorspr. titel: The Goldfinch (Uitg. Little, Brown & Company, New York)
755 bladzijden. Het is veel. Aan het eind werd het zelfs teveel.
In het eerste deel van het boek stoorden de lange uitweidingen me niet zo, ik vond ze zelfs vaak mooi, maar het eind werd toch wel erg lang uitgesponnen, zodat mijn vijf sterren hierdoor veranderden in vier.
Er zijn zoveel recensies geschreven over Het Puttertje, dat het nauwelijks nodig lijkt hier veel over te schrijven, maar in mijn eigen belang (zodat ik mijn eigen bevindingen nog even kan teruglezen) toch maar even een korte inhoud.
De ik-figuur, Theo Decker, een jongen uit New York, leeft samen met zijn moeder. Vader is vertrokken zonder adres achter te laten. Hij wordt niet al te zeer gemist: de alcoholist en nietsnut bezorgde meer problemen dan prettig was.
Moeder en zoon bezoeken een tentoonstelling van Nederlandse kunst in een museum, wanneer daar een aanslag met bommen wordt gepleegd. Velen komen om, waaronder de moeder van de jongen. Als hij bijkomt na de ontploffing, weet hij niet wat er gebeurd is. Naast hem ligt een man, die hij eerder in de museumzaal had gezien, samen met een meisje, dat hem zeer aantrok. De man sterft in zijn armen, het meisje ligt onder het puin. De stervende man wijst hem op een schilderij, dat de ontploffing nog net is doorgekomen zonder schade. Het hangt er scheef bij. Het is Het Puttertje, van de schilder Carel Fabritius, een favoriet werk van de moeder. De man raadt hem aan het schilderij mee te nemen, er goed op te passen, en geeft hem een ring. Die moet hij laten zien op het adres, dat hij aangeeft.
Doelloos zwerft de jongen door de straten. Hij vindt onderdak bij de familie van een vriend. Hij is bang in een tehuis te worden geplaatst of op een kostschool. Tenslotte zoekt hij het adres dat de man hem heeft gegeven. Hij wordt daar opgevangen. Even is hij zijn angst kwijt voor de overheidsinstellingen. Hij durft met niemand over het schilderij te praten.
Zijn vader duikt weer op en neemt hem mee naar Las Vegas, waar hij woont, samen met zijn vriendin. Het is een milieu van drank en drugs. Op school sluit Theo vriendschap met Boris, een jongen van Pools/Russisch/Oekraïense afkomst. Ze stelen, drinken, snuiven en af en toe zitten ze ook op school. Ze vertrouwen elkaar.
Steeds verder glijdt de jongen af. Hij keert terug naar New York, werkt in de antiekzaak van de man, die hem eerder beschermde, maar ook hem bedriegt hij. Het schilderij verstopt hij in een kluis, verpakt in papier, met heel veel tape erom. Hij heeft er sinds Vegas niet meer naar gekeken.
Het is veel drank en drugs en de gemoedstoestanden die dat oplevert worden uitgebreid beschreven. Ik werd er even moe van om dat allemaal te lezen als de hoofdpersoon zelf. Beetje veel.
Vrolijk werd ik er ook al niet van, maar misschien was dat niet de bedoeling. En de drang, om aan het eind alles uit te leggen, en zelfs 'de lezer' toe te spreken: ik houd er niet zo van.
Toch geen spijt, dat ik het helemaal heb doorgeworsteld, want het leest wel geweldig en wegleggen van het boek is moeilijk.
maandag 4 november 2013
Boek 54: Linda
Schrijver: Leif G.W. Persson
Jaar van publicatie: 2007
Uitg. Cargo, Amserdam
Vert. Jasper Popma en Wendy Prins
Oorspr. titel: Linda, som i Lindamordet (Piratförlaget, Stockholm, 2005)
Zelden vond ik een hoofdpersoon even onsympathiek als Backström, de hoofdinspecteur uit Stockholm, die de moord op Linda, een aspirant politievrouw, moet helpen oplossen. De moord is gepleegd in Växjö, wat meneer Bäckström maar een achterlijk gat vindt. Hij zal ze wel eens wat laten zien. Dat komt erop neer, dat hij zelf weinig uitvoert, en de andere mensen, die ingeschakeld zijn bij deze zaak, met achterdocht, jaloezie en seksistische gedachten (en ook acties) benadert.
Wangslijm moet er afgenomen worden. Veel wangslijm, van heel veel mensen. Ook van hen, die duidelijk niets met de zaak te maken hebben.
De oplossing komt natuurlijk doordat er door de 'minderen' logisch wordt nagedacht en veel werk wordt verricht.
Linda is een dik boek: 525 bladzijden is veel. Als er dan in de eerste honderd bladzijden niet veel meer gebeurt, dan de ergerniswekkende gedragingen van een hoofdpersoon, is de verleiding groot om niet verder te lezen.
Ik ben er slecht in, om dan ook daadwerkelijk te stoppen, want ik ben benieuwd wat er dan toch wel in die volgende vierhonderd bladzijden staat.
Het wilde maar niet komen. Het was saai en dat bleef het. De andere personages bleven wat vaag, er waren wel heel veel namen, die erg op elkaar leken (ook als dat waarschijnlijk niet zo bedoeld werd voor het verhaal, want met een bedoeling speelde de schrijver ook met namen: veel mannen, die Bengt heten. En de racistische collega, het drinkvriendje van B., heet niet voor niets Adolf.
Blij dat het uit is. Nu weer een mooi boek, hoop ik.
Jaar van publicatie: 2007
Uitg. Cargo, Amserdam
Vert. Jasper Popma en Wendy Prins
Oorspr. titel: Linda, som i Lindamordet (Piratförlaget, Stockholm, 2005)
Zelden vond ik een hoofdpersoon even onsympathiek als Backström, de hoofdinspecteur uit Stockholm, die de moord op Linda, een aspirant politievrouw, moet helpen oplossen. De moord is gepleegd in Växjö, wat meneer Bäckström maar een achterlijk gat vindt. Hij zal ze wel eens wat laten zien. Dat komt erop neer, dat hij zelf weinig uitvoert, en de andere mensen, die ingeschakeld zijn bij deze zaak, met achterdocht, jaloezie en seksistische gedachten (en ook acties) benadert.
Wangslijm moet er afgenomen worden. Veel wangslijm, van heel veel mensen. Ook van hen, die duidelijk niets met de zaak te maken hebben.
De oplossing komt natuurlijk doordat er door de 'minderen' logisch wordt nagedacht en veel werk wordt verricht.
Linda is een dik boek: 525 bladzijden is veel. Als er dan in de eerste honderd bladzijden niet veel meer gebeurt, dan de ergerniswekkende gedragingen van een hoofdpersoon, is de verleiding groot om niet verder te lezen.
Ik ben er slecht in, om dan ook daadwerkelijk te stoppen, want ik ben benieuwd wat er dan toch wel in die volgende vierhonderd bladzijden staat.
Het wilde maar niet komen. Het was saai en dat bleef het. De andere personages bleven wat vaag, er waren wel heel veel namen, die erg op elkaar leken (ook als dat waarschijnlijk niet zo bedoeld werd voor het verhaal, want met een bedoeling speelde de schrijver ook met namen: veel mannen, die Bengt heten. En de racistische collega, het drinkvriendje van B., heet niet voor niets Adolf.
Blij dat het uit is. Nu weer een mooi boek, hoop ik.
Abonneren op:
Posts (Atom)